Twee pompoenen

Op een bedje van stro lagen twee pompoenen te glanzen in het oktober zonnetje. Het was bijna Halloween en ze waren allebei voorzien van vrolijke gezichtjes. Om hen heen stonden spookjes en grote grafstenen, voorzien van spinnenwebben met harige zwarte spinnen. Als de postbode het pad opliep, klonk er een akelig, bulderend gelach vanuit de struiken. De hele tuin was klaar voor het grote feest.

'Nog even, en dan komen de verklede kinderen langs om te griezelen en snoepjes op te halen,' vertelde de heks, die met haar bezem naast de pompoenen stond. 'Ik kijk er ieder jaar weer naar uit. Halloween is een geweldig feest, maar helaas moet ik daarna weer snel plaats maken voor de kerstversiering.'
'Kerstversiering?' zei de grootste pompoen verbaasd.
'Och ja, dat weten jullie natuurlijk niet. Jullie zijn echte pompoenen en niet van plastic zoals ik. Na een paar regenbuitjes zijn jullie al snel weggerot.'
'Ik zou ook weleens die kerstversiering willen zien,' zei de kleine pompoen.
'Wat als ik jullie eens betover? Ik geef jullie armen en benen, zodat jullie van deur tot deur kunnen meelopen met de kinderen en pas na het ophangen van de kerstversiering wegrotten. Zouden jullie dat leuk vinden?'
Dat wilden de pompoenen wel en toen Halloween aanbrak, sprak de heks haar spreuk uit. Voor ze het wisten, hadden de twee pompoenen een lijfje met armen en beentjes en toen ze de verklede kinderen zagen, huppelden ze achter hen aan van deur tot deur.

Niemand had iets in de gaten en de twee pompoenen kregen zelfs complimenten voor hun prachtige kostuum.
Aan het eind van de avond kwamen ze moe van de wandeling terug naar de tuin en vielen in slaap op het bedje van stro. Ze werden wakker van de regen en de pompoenen waren al snel minder blij met hun nieuwe vorm. De natte kleding plakte aan hun tengere lijfjes en ze rilden van de kou. Ze kropen dicht tegen elkaar aan op het stro en hun klappertanden was zelfs bij het hek van de tuin hoorbaar.

'We kunnen hier niet langer blijven,' zeiden ze tegen elkaar.
'Verstop je in de schuur,' adviseerde de heks, die met haar plastic lijf nergens last van had.
Dat deden ze en hoewel ze nu niets meer te vrezen hadden van de regen en de kou, kregen ze een ander probleem. Hun nieuwe levende lijfjes hadden een rammelende maag. Eerst begrepen ze niet goed wat er aan de hand was, maar toen er een muisje voorbij trippelde, kreeg de grote pompoen zin om hem te vangen en op te eten.

'Ik vind het helemaal niks,' huilde de kleine pompoen. Dit had ze er niet bij verteld. Mijn buikje doet vreselijk pijn.'
'We moeten ons voeden,' zei de grote pompoen. Hij keek naar de plastic tas met snoepjes, die hij met Halloween verzameld had.
'Wat zien die snoepjes er mooi uit. Kon je ze maar opeten.'
'Ik heb zo'n honger, ik ga het gewoon proberen,' zei de kleine pompoen.
Na een voorzichtig likje, verscheen er een glimlach om haar mond. 'Het smaakt zoet!'

Daar zaten ze dan, in het hoekje van de schuur met een voorraad snoepjes, die elke dag kleiner werd. Op een dag, toen de voorraad snoep bijna op was, brachten de mensen de Halloween spullen terug naar de schuur. De pompoenen verstopten zich snel achter een paar dozen. De heks werd op de bovenste plank gelegd, samen met de spoken.
'Ze gaan de kerstverlichting ophangen,' zei ze. 'Ga over een paar dagen maar kijken.' Dat was het laatste wat ze zei, want de magie van Halloween was weer voorbij.

Geduldig wachtten de pompoenen in de schuur tot iemand de deur op een kier liet. Voorzichtig liepen ze in het donker de schuur uit en over het tuinpad slopen ze naar de voortuin, waar een helder licht scheen. Ze zagen honderden lampjes hangen in bomen en langs de rand van het dak. Een kerstman op een arreslee riep 'ho,ho,ho' naar een voorbijganger met zijn hond. Rechts van de voordeur stond een kerststal, waaruit het heldere licht scheen. Nieuwsgierig liepen ze er naartoe.

'Komen jullie naar het kindje kijken?' vroeg de moeder, die gekleed in een blauwe jurk naast een kribbe knielde.
'Wees welkom in onze nederige stal,' zei de vader, die Jozef bleek te heten.
Met grote ogen keken de twee pompoenen naar het kleine kindje dat stralend in het stro lag.
'Dit is het kerstkind, de brenger van licht,' zong de engel op het dak van de stal.
De pompoenen kregen tranen in hun ogen van ontroering en knielden neer naast de kribbe.

De volgende morgen werden de twee pompoenen in de kerststal ontdekt.
'Kijk dat zijn onze pompoenen, ik zie het aan hun gezichtjes,' zei het jongetje dat in het huis woonde. 'Ik dacht dat iemand ze mee had genomen met Halloween.'
'Wonderbaarlijk hoe ze hier nu in de stal zijn beland,' zei de moeder van het jongetje. Hand in hand brachten ze de pompoenen naar de composthoop.

Maak jouw eigen website met JouwWeb