Wieke het kleine elfje

Ver verscholen achter de sluiers van mist, ligt een prachtig land, dat geen mensenkind ooit heeft gezien. En niemand zou ooit van het sprookjesland hebben gehoord, als niet één van de bewoners uit nieuwsgierigheid door de sluier van mist was gekropen.

Het was vroeg in de morgen, toen Annabel op blote voeten de grote bloementuin in liep en ze het vreemde wezentje ontdekte. De mist hing zwaar op het veld en de druppels op het gras voelden koel onder de blote voeten van Annabel. 

Ze wilde haar moeder verrassen met een bosje bloemen en argeloos liep ze de dikke mist in. Ineens leek het of de mist opzij ging en ze zag een glimp van een zonnig land met bloemen zover als het zicht reikte. Het was maar heel even, want toen sloot de sluier en was het of ze weer tegen die dichte grijze muur aanliep. 

Haar handen voelden naar de bloemen, om ze te plukken, maar haar vingers vingen het kleine wezentje. Annabel bracht het tot dichtbij haar gezicht en zag toen tot verbazing dat het een elfje was. Een klein meisje met blauwe vleugeltjes en blonde haartjes. Het elfje keek haar met grote verbaasde ogen aan.

"O, wat ben jij groot!" zei het wezentje.

"En jij ben klein. Je lijkt wel een elfje!" zei Annabel, terwijl ze het elfje voorzichtig op haar hand zette.

"Ik ben Wieke," zei Wieke, het kleine elfje.

"Ik ben Annabel. Wat doe je hier?"

Het elfje vertelde dat er iets vreselijks gebeurd was in haar land en ze door de mist was gegaan om te kijken of de boze tovenaar nu echt was verdwenen.

"Ik begrijp het niet," zei Annabel.

"Neem mij mee naar huis, dan zal ik ja alles vertellen!

 

Lees verder over Wieke: